Circulaire infrastructuur: zo sluit je materiaalkringloop in de betonsector

Table Of Content

De toekomst van een circulaire infrastructuur ligt in het sluiten van de materiaalkringloop. Niet langer eindigt een product na gebruik op de afvalberg, in plaats daarvan krijgt het een nieuw leven. Dit vraagt om een andere manier van denken én doen, met focus op hergebruik, recycling en slimme materiaalkeuzes zoals monomaterialen. Wat is essentieel in het sluiten van de keten en welke stappen kunnen we al zetten? We bespreken het hier!

Wat betekent kringloopsluiting?

Om te starten beginnen we met uitleggen wat een kringloopsluiting nu is. Kringloopsluiting betekent dat materialen na gebruik niet worden weggegooid, maar opnieuw worden ingezet als grondstof voor nieuwe toepassingen. Denk aan oude betonstraatstenen die worden vermalen en dienen als grindvervanger in nieuw beton, of freesasfalt dat wordt teruggebracht naar de asfaltcentrale en daar opnieuw wordt verwerkt tot een nieuwe deklaag.

Dit principe past binnen de bredere visie van de circulaire economie, waarbij het doel is om grondstoffen in een zo hoog mogelijke kwaliteit in de keten te houden. Hoe minder vaak nieuwe, primaire grondstoffen nodig zijn, hoe lager de milieubelasting. Kringloopsluiting levert dus niet alleen milieuwinst op, maar draagt ook bij aan leveringszekerheid van grondstoffen en kostenbeheersing op de lange termijn.

Leidraad voor een circulaire strategie, de R-Ladder

Een goede leidraad om circulair denken en de kringloopsluiting op gang te helpen is de R-ladder, een strategisch model die helpt de eerste stappen te zetten in circulair ondernemen. In dit model zijn er zes treden, hoe hoger je op de ladder komt, hoe meer circulair de strategie is. Het einddoel? Niet langer materialen gebruiken die je eigenlijk niet nodig hebt of intensiever gebruik van het product door bijvoorbeeld het te delen via platformen.

De zes stappen zijn (van meest circulair naar minst circulair):

R1 – Refuse & Rethink (afwijzen en heroverwegen): Voorkom onnodig materiaalgebruik. Vraag je af of een product of functie nodig is, of dat delen/multifunctioneel gebruik mogelijk is. Een goed voorbeeld hiervan is geen cement meer gebruiken in beton, maar vervangende materialen.

R2 – Reduce (verminderen): Ontwerp met minder materiaal, efficiëntere inzet of slanker gebruik van grondstoffen. Denk hierbij aan minder beton op parkeerplaatsen en daarvoor in de plaats groen parkeren.

R3 – Re-use (hergebruiken): Zet producten of delen daarvan opnieuw in, idealiter in dezelfde functie.

R4 – Repair en Refurbish (repareren en opknappen): Het verlengen levensduur door reparatie, modernisering of hergebruik van onderdelen. Niet alle materialen zijn afgeschreven na de eerste of tweede levenscyclus, hergebruik bijvoorbeeld materialen van een machine weer in een nieuwe machine.

R5 – Recycle (recycling): Verwerk materiaalstromen tot nieuwe grondstoffen, zoals al veel gebeurd in de GWW-sector. Breken van beton tot granulaten als grondstof.

R6 – Recover (terugwinnen): Energieterugwinning bij verbranden, met zo min mogelijk toepassing in circulaire projecten.

De bijdrage van monomaterialen, modulair ontwerpen en samenwerking in de keten.

Een van de meest bepalende factoren in het sluiten van de materiaalkringloop is het gebruik van monomaterialen. In de betonindustrie betekent dit straatstenen, trottoirbanden en tegels die volledig uit één soort cementgebonden beton bestaan, zonder coatings of samengestelde lagen. Deze producten zijn eenvoudiger te scheiden, behouden beter hun kwaliteit bij verwerking en zijn daardoor beter recyclebaar. Monomaterialen maken het mogelijk om hoogwaardige secundaire grondstoffen terug te winnen, waardoor materiaalstromen niet eindigen als afval, maar terugkeren in de keten.

Minstens zo belangrijk is een modulair en demontabel ontwerp. Door producten en infrastructuurelementen zó te ontwerpen dat ze eenvoudig uit elkaar te halen zijn, wordt hergebruik laagdrempelig en kostenefficiënt. Denk aan prefab-elementen of standaardmaten die zonder schade kunnen worden verwijderd en opnieuw toegepast. Dit voorkomt verspilling en maakt het eenvoudiger om in te spelen op toekomstige aanpassingen in de buitenruimte zonder complete vervanging.

Tot slot is samenwerking in de keten essentieel. Circulariteit vraagt om afstemming tussen alle betrokkenen: van ontwerpers en producenten tot gemeenten, aannemers en afvalverwerkers. Door bijvoorbeeld gezamenlijk circulaire eisen te formuleren voor de productie en duidelijke afspraken te maken over de eindelevenscyclus van producten, ontstaan standaarden en werkprocessen die circulair bouwen haalbaar én schaalbaar maken. Alleen wanneer materiaalgebruik, ontwerpprincipes en samenwerking hand in hand gaan, wordt kringloopsluiting in de infrasector een structurele realiteit.

Hoe sluit je de materiaalkringloop?

De overgang naar een circulaire infrasector is geen toekomstvisie meer, maar een noodzakelijke stap. Met de R-ladder als strategische leidraad, te kiezen voor monomaterialen, modulair te denken en samen te werken in de keten, kunnen we materialen maximaal benutten en verspilling minimaliseren. Opdrachtgevers, uitvoerders en producenten hebben hierin met elkaar een sleutelrol waarbij we gezamenlijk de juiste keuzes moeten maken. Samen bouwen we aan een infrastructuur die niet alleen functioneel is, maar ook toekomstbestendig en circulair.

Meer informatie?
Neem contact op met Paul!

Paul Hein

Accountmanager Morssinkhof Industrie
+31 – (0)6 – 331 405 21
p.hein@morssinkhof-infra.nl
Paul Hein

Aanvraagformulier

Monster aanvragen

Monster aanvragen